Het Nederlands is een lappendeken van woorden en uitdrukkingen die verwijzen naar textiel, dankzij de grote rol die de textielindustrie speelde in de Vlaamse geschiedenis. Geef jij soms sjette? Eet je een smoutebol of oliebol? De verwijzingen naar textiel zijn subtiel en variëren bovendien per regio.
West-Vlamingen hoor je wel eens sjette geven zeggen. Sjette (of sajette) betekent sajet of breiwol. De uitdrukking zou voortvloeien uit van katoen geven, wat overeenkomt met je best doen of iemand afranselen. De oorsprong zou liggen in grote rollen van stevig lampenkatoen waarmee je hard kon slaan.
Draag je een trui of een baai in de winter? Baai is een soort grof, wollen weefsel waarvan vroeger tussenrokken en mannenhemden werden vervaardigd. De term is tegenwoordig verouderd in de textielsector, maar in West-Vlaamse varianten betekent een baai, boi of boy nog een trui. Op zijn baadje (of baaitje) krijgen houdt dan weer in dat je ervan langs krijgt.
Ook de West-Vlaamse smoutebol kent zijn origine in de textielindustrie. In Vlaanderen is de term oliebol couranter en in Nederland betekent een smoutebol een smeerlap of een sloddervos. Smoutebol is op zijn beurt afgeleid van het werkwoord smouten of gewassen wol met vet insmeren.
Heel wat uitdrukkingen en woorden zijn ontleend aan de vlasbewerking en linnenproductie. Zo is repelen een techniek om zaadbollen van vlasstengels te scheiden en werd een repel de benaming voor een vlaskam. In de Antwerpse Kempen duidt een repel een stuk of lapje stof aan.
Wil je graag meer textieluitdrukkingen kennen? Els De Baan schreef er een artikel over in Onze Taal. Niet enkel de textielambachten verrijkten onze taal, ook andere ambachten lieten hun sporen na.
Eén opmerking over 'Textiel, rode draad in onze taal'